De ontwikkeling van de Franse reisklok, deel 2.
Dit is het tweede deel van mijn lezing over de ontwikkeling van de Franse reisklok.
Paul Garnier
Paul Garnier (1801 – 1869) was een goede en inventieve klokkenmaker die was opgeleid door Janvier. Maar naast zijn kunde als klokkenmaker had hij een goed zakelijk instinct. Lang was onbekend hoe belangrijk zijn rol is geweest in de ontwikkeling van de bekende Franse reisklok. Pas in de vroege 70-er jaren van de 20e eeuw kwam zijn belang uit onderzoek naar voren. Volgens een verslag van een grote tentoonstelling waar Garnier aan deelnam in 1828 had hij nog geen reisklokken in zijn collectie. Op de grote tentoonstelling van 1834 had hij ze wel. Hij schijnt meerdere types te hebben gehad. Én wordt er gesteld in dat verslag dat hij in twee jaar meer reisklokken had verkocht dan in al de tijd er voor! Dat is een enorm belangrijke opmerking. Want dit betekent dat hij blijkbaar een markt had aangeboord die daarvoor nog niet zichtbaar was.
De eerste generatie reisklokken die Garnier maakte waren beter betaalbaar voor een grotere groep mensen door het gebruik van blanc roulants (half fabrikaat uurwerken) en een mooi ontworpen maar relatief eenvoudige kast. Verder paste Garnier bij zijn eerste reisklokken een echappement toe dat machinaal gemaakt kon worden. Hij had het zelf ontwikkeld en het patent rond 1829 aangevraagd. Doordat hij dus minder hoog geschoolde klokkenmakers nodig had kon hij veel kosten besparen.
Hier zien we de kast van het eerste type klok van Garnier in onderdelen. Het is een relatief eenvoudig ontwerp maar heel functioneel en neutraal waardoor het waarschijnlijk ook veel mensen aansprak. Het type had nog wel wat kinderziektes. Zo is het glas aan de voorzijde te openen door het omhoog te schuiven. Maar in de praktijk zal dit geleid hebben tot veel kapotte of kwijtgeraakte glaspanelen. Ook moet de klok nog aan de voorzijde opgewonden en gelijkgezet worden (dit zal later naar de achterzijde verhuizen) waardoor een onkundige klant makkelijk de wijzers kon beschadigen.
Het echappement van Garnier was gebaseerd op echappementen van Enderlich en Sully zoals we kunnen zien aan de twee afbeeldingen boven.
Onder zien we een schematische afbeelding van het echappement van Garnier. Het bestaat uit een halfrond schijfje dat op de balans-as is gemonteerd. Twee parallelle raderen die met elkaar zijn verbonden rusten om de beurt op het vlak van het halve schijfje. Door de tandvorm ‘duwen’ deze raderen het schijfje ook iedere keer weg en zorgen er zo voor dat de balans blijft draaien. Buiten het feit dat het machinaal te maken was en daardoor goedkoper was er ook geen haakse overbrenging nodig van echappement naar raderwerk.
Hier zien we een wat latere reisklok van Paul Garnier. De kastvorm is nu meer rechthoekig en dus minder vierkant. Dit type kast wordt aangeduid met ‘one-piece’ omdat het deel boven de voet één geheel vormt. Het type is typisch voor vroege klokken meestal voor 1850.
De kast en het masker zijn fraai gegraveerd en dat zal de klok flink duurder hebben gemaakt. Verder zien we dat het opwinden, het verzetten van de wijzers en het instellen van de wekker nu aan de achterzijde gebeurt.
Het plotselinge succes van Paul Garnier’s reisklokken kunnen we naar mijn mening toeschrijven aan een aantal factoren. Ten eerste komt in het begin van de 19e eeuw de bourgeoisie op waardoor er een grotere groep klanten is. Ze zijn misschien minder rijk dan de eerdere rijken maar toch is er geld genoeg om mooie zaken te kopen. Door het toepassen van zijn eigen goedkopere echappement kon hij zijn reisklokken voor een redelijk bedrag aanbieden. Zeker niet de enorme bedragen die voor de pendules d’offcier gevraagd werden. Maar wat naar mijn idee echt doorslaggevend was, is het ontwerp. In vergelijking met deze klokken zijn de Capucines beetje archaïsch. Hoewel ze gemaakt zijn om te reizen konden deze klokken ook heel mooi in een interieur staan door hun neutrale uiterlijk.
Heel snel stapten andere klokkenmakers over op het maken van reisklokken zoals Henri Marc, Jules, Jacot en Bourdin. Tussen 1830 en 1850 groeit de reisklokkenindustrie gestaag. Hier zien we een fraai gegraveerde one-piece reisklok uit circa 1845.
Rond 1845 wordt de ‘Corniche’ kast uitgevonden/ontwikkeld. Het is een eenvoudig en neutraal model waarbij de onderdelen nu door draadeinden vastgezet worden van onder af. Een corniche is een gladde profiellijst wat slaat op het gladde karakter van het model. Het is het meest voorkomende kastmodel en werd vanaf nu tot aan het eind van de ontwikkeling van de Franse reisklokken geproduceerd.
Hier zien we de corniche kast in onderdelen uit elkaar. De onderdelen werden in het zand gegoten en afzonderlijk bijgewerkt en gepolijst. Omdat dit type strakke lijnen heeft waren de onderdelen relatief makkelijk te maken.
Ook in de beginperiode komen er al grote verschillen in kwaliteit en uitvoering voor. Hier zien we een fraaie klok van de bekende reisklokkenmaker Bourdin. De kast is van het corniche-type maar uitgevoerd met fijne strakke profielen en versierd met zeer fraai graveerwerk. De ‘gesloten’ achterdeur met opwind- en bedieningsgaten heeft shutters en is ook heel mooi gegraveerd. Een dergelijke ‘gesloten’ achterdeur zal later verdwijnen en wordt eigenlijk niet meer toegepast na 1855.
Hier zien we een volgende klok van Bourdin die laat zien dat ook voor de allerrijksten dit type reisklok gemaakt werd. De klok heeft een wijzerplaat met aanduidingen voor tijd, seconde, wekker, maanfase, datum, dagen van de week, maanden en gangreserve. De kast is heel fraai gegraveerd en is ingelegd met rode stenen panelen.
Ik wilde ook graag deze klok laten zien van Japy Frères uit circa 1845 waar in het glazen deel bovenop een mechanisch vogeltje zit dat kan fluiten. Bij de vorige grote klok van Bourdin kan men al twijfelen of het praktisch is om deze mee te nemen op reis. Bij deze klok is het zeer onwaarschijnlijk dat deze mee gaat op reis. Het illustreert mooi dat naast de praktische reisklokken, de makers zich ook meer toelegden op meer decoratieve, chique klokken die gewoon binnenshuis bleven. Daarmee werd er een nog grotere afzetmarkt aangeboord. Het leidde tot de ontwikkeling van meerdere kasttypen en de verdere verfraaiing van de klokken met allerlei technieken.
Rond 1855 wordt de ‘gorge’ kast geïntroduceerd. ‘gorge’ betekent kloof of groef en slaat op de holle profielen waaruit de klok is opgebouwd. De gorge kast was veel bewerkelijker om te maken en daardoor veel duurder. We kunnen stellen dat alleen de goede makers zoals Drocourt, Margaine en Brocot de gorge kast gebruikten. Het is dan ook niet gebruikelijk om een kwalitatief slecht uurwerk aan te treffen met een dergelijke kast. De klok die hier is afgebeeld heeft een zeer fraai gegraveerd masker en kast.
Hier is een ander voorbeeld van een gorge case. Deze klok met glad afgewerkte kast en geheel wit geëmailleerde wijzerplaat heeft een heel andere uitstraling.
Iets na het ontstaan van de gorge kast wordt de ‘Anglaise’ geïntroduceerd. Deze kast kenmerkt zich om zijn rechthoekige vormen waarbij de rechthoekige plint het meest kenmerkend is. De naam zegt eigenlijk ‘op de Engelse manier’ of ‘Engelse smaak’. Maar dit is slechts een naam want ook de Corniche en de Gorge werden goed verkocht in Engeland.
Hier zien we een volgend voorbeeld van een ‘Anglaise’ reisklok gemaakt rond 1880 maar nu helemaal versierd met cloisonné email. Weer zijn de hoekige vormen en de rechthoekige plint kenmerkend.
Wat later, zo rond 1870, wordt de ‘bamboo’ case geïntroduceerd genoemd naar de stijlen die bamboe imiteren. Deze kast past heel goed in deze tijd want de interesse voor de kunst uit het verre oosten is heel groot in deze periode. Net als de gorge en de anglaise werd deze kast eigenlijk alleen door de goede makers gebruikt. Van de drie is de Bamboo het meest zeldzame. Deze klok is aan alle kanten voorzien van hand-beschilderde porseleinen panelen die gesigneerd zijn door F. Gardon. Naast een zeldzame kast heeft deze klok dus vier schilderijtjes en was daarmee natuurlijk heel exclusief en kostbaar. Verder is het ook een mooi voorbeeld van een klok die eerder is gemaakt om het interieur te verfraaien dan om mee te gaan reizen. Ook al wordt een dergelijke klok vervoerd in een foedraal, de porseleinen panelen blijven natuurlijk kwetsbaar.
Hier zien we nog twee bamboo case klokken met porseleinen panelen. Eén van de klokken is een miniatuur uitvoering. De miniatuurklokjes zijn bij uitstek verzamelobjecten of exclusieve cadeaus. Hiermee probeerden de makers van de reisklokken nog een markt aan te boren. Een klok als verzamelobject en niet puur als functionele of decoratieve klok.
Hier zien we een mooi voorbeeld van de verzamelbare klokken zoals die er waren. Heel klein, heel groot en prachtig versierd.
Naast de veel voorkomende corniche, de exclusievere Gorge en Anglaise en nog wat zeldzamere Bamboo zijn er nog veel meer types kasten gemaakt. Ik kan onmogelijk alle types laten zien. Om een illustratie te geven van de diversiteit zal ik toch een paar voorbeelden geven.
Een veel zeldzamer type kast is de rococo case. Vanaf circa 1860 wordt deze kast gemaakt maar in heel kleine aantallen. De kwaliteit van het gietwerk kan enorm verschillen. Sommige klok zijn prachtig geciseleerd na het gieten en daarna mooi verguld. Maar er zijn ook rococo case klokken die bijna niet nabewerkt zijn en daarom veel detail missen. Dit type kast komt zeker voor tot 1900.
Hier zien we nog een zeldzame reisklok in de vorm van een draagstoel (sedan). Deze vorm heeft natuurlijk niets meer te maken met reizen en alleen maar met decoratie en verzamelen.
De klok hiernaast is ruim 30 cm hoog en heeft een uurwerk dat de kwartieren slaat (grande sonnerie) Onder de wijzerplaat in het fraai gegraveerde masker is er een wijzerplaat voor een kalender met aanduidingen van dagen van de week, datum, maand en schijngestalten van de maan. De prachtige architectonische kast bestaat uit maar liefst 105 verschillende onderdelen. Deze zeer zeldzame klok heeft wel een handvat maar lijkt niet heel praktisch om op reis mee te nemen. Met al de functies en bestaande uit het grote aantal onderdelen moet de klok een vermogen hebben gekost.
Hier zien we een prijslijst van de Margaine een bekende maker van reisklokken uit circa 1875. Helaas weten we niet om welke modellen het gaat maar we kunnen wel een indruk krijgen van prijsverschillen tussen de verschillende klokken.
Het meest eenvoudige type corniche kast met het meest eenvoudige uurwerk (alleen gaand werk met cilindergang) kost 40 franc. Het duurste type kast (we weten alleen niet welk) met kwartierrepetitie en wekker kost 246 franc. Dat is ruim zes keer zoveel.
Er zijn echter nog duurdere klokken, die staan in de rechter kolom. Dat zijn de klokken met een uurwerk van ‘superieure’ kwaliteit. Opmerkelijk is dat een klok met ‘superieur’ uurwerk met alleen slagwerk en repetitie veel duurder (duurste is 314 franc) is dan de klokken met kwartierrepetitie met ‘mindere’ kwaliteit uurwerken. Daaruit kunnen we opmaken dat de kwaliteit van het uurwerk en echappement veel uitmaakte in de waarde. Het werk van een goede klokkenmaker werd dus hoog ingeschat. Dit beeld wordt versterkt door een prijslijst van Frodsham uit 1893. Hier wordt een gorge case met alleen gaand werk, gecompenseerde balans en anker echappement aangeboden voor 6 1/2 pond. Een gorge case met slagwerk, repetitie en wekker van superieure kwaliteit met gecompenseerde balans en anker echappement werd aangeboden voor 15 pond. Dus ruim 2 1/2 keer zoveel.
Tenslotte is er nog een prijslijst uit 1910 van Duverdrey & Bloquel, het bedrijf waarvan we in het eerste deel een afbeelding hebben gezien. Voor een corniche klok met cilindergang vroeg men 1,1 pond. Echter voor dezelfde klok met anker echappement vroeg men 2,2 pond. Daaruit kunnen we concluderen dat het anker echappement en het werk van een goede klokkenmaker net zoveel waard was als het uurwerk en kast samen.
Naast de aanzienlijke prijsverschillen qua uurwerken en type kast waren er ook nog meer opties voor de klanten die zich uitdrukten in de prijs. We zagen al klokken met beschilderde porseleinen panelen, cloisonné emaillen decoratie en fraaie gravering. Maar bijvoorbeeld een gegraveerd masker rond een wijzerplaat was weer duurder dan een hele witte wijzerplaat. De klok die we hier zien met Limoges emaillen panelen zal ook zeker tot het duurdere segment behoord hebben.
Het hoogtepunt van de productie van reisklokken ligt rond 1880. Al vanaf het begin ging het merendeel van de klokken naar de export. We weten niet precies hoeveel klokken er gemaakt werden maar het één en ander kan worden afgeleid uit de productiecijfers van de blanc roulants, de halffabrikaten.
Er zijn een paar onderzoeken geweest in de 19e eeuw waaruit we wel een paar conclusies kunnen trekken.
Bij een onderzoek in 1857 werd vastgesteld dat er 170.000 halffabrikaat uurwerken werden gemaakt in het Oosten van Frankrijk (dus de Jura en gebied tegen de Zwitserse grens). In 1867 was de productie gegroeid tot 200.000 uurwerken. Dit terwijl er ook nog eens 30.000 speeldozen en 100.000 echappementen werden gemaakt in dit gebied. In 1878 werden er zelfs 400.000 (halffabrikaat-) uurwerken gemaakt, wat inhoudt dat de productie werd verdubbeld in 20 jaar!
De cijfers over de productie in het Westen (St. Nicolas d’Alliermont etc.) zijn wat minder uitgebreid. In 1867 werden er 144.000 (halffabrikaat-) uurwerken gemaakt. Het onderzoek in 1878 spreekt over een groei van 35% ten opzichte van 1867 (circa 216.000 uurwerken.
Nu gaat het hier natuurlijk niet alleen om reisklokken maar om allerlei uurwerken. Wel wordt duidelijk dat er een aanzienlijke productie was, die rond 1880 op een hoogtepunt was.
De technische ontwikkeling van de uurwerken is na 1860 eigenlijk afgerond. Wel blijven de makers naast de bestaande kasten, nieuwe kasten ontwikkelen die passen bij de gangbare stijl. Zo zien we hier een reisklok uit circa 1890 met Art Nouveau invloeden en fraai doorzichtig email dat over een geguillocheerde ondergrond is aangebracht. Deze techniek van emailleren zien we pas aan het einde van de 19e eeuw, net als het gebruik van Arabische cijfers dat kenmerkend is voor sommige klokken tussen 1890 en 1910.
Hier zien we een gorge case klok die gedecoreerd is met prachtige doorzichtig geëmailleerde panelen in pure Art Nouveau stijl. Deze stijl-zuivere klok waarbij we ook weer Arabische cijfers zien zal tot stand gekomen zijn rond 1900.
Na 1900 zien we dat er nog wel luxe klokken gemaakt worden maar het grootste deel van de productie is beperkt tot het goedkopere segment van klokken met alleen gaand werk of gaand werk met wekker.
Na 1900 kwam er een productie van zilveren miniatuurklokjes op gang in Zwitserland die vaak fraai geëmailleerd waren zoals het klokje hiernaast. Zwitserland had minder last van de Eerste Wereldoorlog en misschien daarom wel een deel van de luxe markt overnemen van Frankrijk.
Hier zien we een reisklok waarvan we de kast aanduiden met ‘Doucine’. De meeste onderdelen zijn gebogen in plaats van gegoten en daarom kon deze kast heel goedkoop gefabriceerd worden. Deze kast komt vrijwel uitsluitend voor met eenvoudige uurwerken.
Ook na de Eerste Wereldoorlog werden er nog wel reisklokken gemaakt waarvan we hiernaast voorbeelden zien. Wat opvalt is dat de kasten vereenvoudigd zijn en makkelijker machinaal te maken. Maar eigenlijk was het een aflopende zaak voor de Franse reisklok zoals die zijn bloeiperiode beleefde in de 19e eeuw. Tijdens het interbellum gingen veel fabrieken dicht of schakelden over op andere producten zoals eenvoudige wekkers etc. Eén van de laatste fabrieken was die van Bloquel en Duverdrey. Deze ging pas in 1959 dicht.