De stilistische ontwikkeling van de Franse verguld bronzen pendule, 1730 – 1850.
Dit artikel is gebaseerd op een lezing die gehouden werd in september 2017 in onze winkel in Amsterdam. Hierin zal ik proberen de stilistische ontwikkeling van de Franse vuurvergulde pendule te schetsen.
Ten eerste zal ik het onderwerp wat afbakenen om het begrijpbaar en behapbaar te houden. In Frankrijk wordt de term pendule vrij breed gebruikt. Maar in Nederland gaat slaat de term vooral op klokken die gemaakt zijn om op een schouw geplaatst te worden en ik zal deze klokken dan ook behandelen.
Omdat naar mijn idee althans, een deel van de stilistische ontwikkeling te maken heeft met de vorderingen in de techniek van het bronsgieten. Heb ik gekozen om het alleen over vuurvergulde bronzen pendules te hebben.
Ik heb als periode 1730 tot 1850 gekozen. Het jaartal circa 1730 omdat we dan, zij het heel sporadisch, de eerste geheel verguld bronzen klokken zien. En circa 1850 omdat rond deze periode het vuurvergulden in onbruik raakt.
Als we spreken over het ontstaan van iets, is het handig om even kort te laten zien wat er was voor het ontstaan van datgene.
Franse klokken voor 1730.
Na de uitvinding van het slingeruurwerk in 1657 ontstaat er al vrij snel de ‘pendule religieuse’ in Frankrijk. ‘Religieus’ betekent in het Frans ook ‘precies’ wat slaat op de sterk verbeterde tijdmeting van deze klokken die waren uitgevoerd met een slinger. De eerste religieuses zijn vrij sober, maar al snel wordt een ontwikkeling ingezet waarbij deze klokken steeds groter en rijker gedecoreerd worden. Ze bestaan uit houten kasten die beplakt zijn met exotisch hout of een combinatie van messing en schildpad die we aanduiden met ‘Boulle-werk’ genoemd naar de uitvinder Charles-André Boulle.
Hoewel religieuses pootjes hebben, werden ze meestal aan de muur gehangen. Of zoals te zien is op deze foto’s op een staande of wandconsole geplaatst.
Hier zien we een aantal ontwerpen van klokken gemaakt in het eerste kwart van de 18e eeuw. De ontwerpen illustreren nog eens dat de klokken aan de wand hingen of op een console stonden. Dat betekende ook dat de klokken niet centraal in de ruimte waren geplaatst.
Hier zien we ontwerptekening voor een aantal schouwen uit circa 1725. Opmerkelijk is dat centraal consoles zijn aangebracht waar een klok kan staan. We zien nog niet de schouw met een groot plat oppervlak waarop een aantal objecten geplaatst kan worden zoals nu ook nog gangbaar is. Het ontwerp van de klokken die hierop gezet kunnen worden zijn dus nog vergelijkbaar met de klokken hierboven. Alleen is de console nu geïntegreerd in de schouw.
Zoals al genoemd in het artikel over de productie van vuurverguld bronzen pendules ontstaan de eerste klokken die geheel van vuurverguld brons waren gemaakt rond 1730. Rond deze periode streeft men in de interieuren naar meer verlichting. Zowel door kaarsen alsmede door reflectie van spiegels en niet in de laatste plaats door verguld brons. Waarschijnlijk is het streven naar deze verlichting de reden waarom de grote vuurvergulde objecten ontstonden. Omdat bij de productie van vuurverguld brons meesters uit soms wel zes verschillende gildes betrokken waren is dit waarschijnlijk de reden waarom er niet eerder grote vergulde objecten gemaakt werden. Omdat de beperkende regels niet golden bij de werkplaatsen die verbonden waren aan het hof ontstonden hier de eerste exemplaren. De eerste vuurverguld bronzen klokken waren klokken die aan de wand hingen zoals de cartel- en consoleklokken. Deze klokken zijn zeer zeldzaam.
Tenslotte kunnen we ons afvragen waarom de klok in het interieur van de wand, centraler op de schouw geplaatst werd. Vuurvergulde objecten waren erg kostbaar en hoorden met de tapijten tot de meest dure objecten in een interieur. Dat kan verklaren waarom deze objecten op de schouw werden geplaatst. De schouw was het middelpunt van de ruimte wat niet alleen gold voor de wintertijd als het vuur aan was. Het was de gewoonte dat de meest gezaghebbende met de rug naar de schouw zat of stond. En dat de andere personen in een halve kring er tegenover zaten of stonden. De fraaie objecten op de schouw versterkten het aanzien van deze persoon. In onze huidige tijd zien we dit fenomeen bijvoorbeeld bij de Franse president of andere staatshoofden die gasten ontvangen voor een schouw. De klokken maakten natuurlijk deel uit van een interieur met nog andere vergulde objecten. Het kan goed zijn dat de klok centraal kwam te staan omdat dit één van de weinige objecten is die zich moeilijk in paren laat maken zoals kandelaars, lampen of haardbokken. In een symmetrisch interieur komt de klok dan centraal te staan.
De eerste pendules voor de schouw.
Veruit de meeste klokken die gemaakt zijn in de Louis XV periode zijn consoleklokken. Dan komen de cartelklokken, de decoratieve wandklokken. Qua aantallen zijn er maar heel weinig pendules gemaakt in deze periode. De meeste vuurverguld bronzen pendules zijn wat ontwerp betreft afgeleid van de consoleklokken en stonden waarschijnlijk op een voetje. We kunnen ons ook voorstellen dat deze klok op een console zou kunnen staan.
Maar naar mijn mening is het type klok dat we hier zien, met dergelijke poten of onderkant puur ontworpen voor de schouw en hoort te staan op een groot plat vlak. Dit kunnen we qua ontwikkeling zien als het begin van de ‘schouw-pendule’.
De Lodewijk XV periode.
De Lodewijk XV periode kenmerkt zich door naturalistische en florale vormen zoals bladeren, krullen, schelpen etc. Belangrijke ontwerpers/makers zijn Caffieri en St-Germain. Voor de leek zijn de klokken makkelijk te herkennen aan de geschulpte lijnen van de basis of voet. Typisch is ook dat het ontwerp vaak asymmetrisch is.
De linker klok lijkt qua vorm nog op een consoleklok maar de rechter is echt ontworpen voor een schouw. Op de rechterklok zien we een Oosterse man en een soort pagode. Een oriëntaals thema is iets wat we veel zien bij klokken uit deze periode.
Deze fraaie pendule heeft ook de LXV kenmerken. We zien de geschulpte voet, de bladeren en natuurlijk gevormde ondergrond. De olifant was natuurlijk een heel exotisch dier en laat weer de fascinatie voor het vreemde en natuurlijke zien. In het Lodewijk XVI tijdperk zijn er ook pendules gemaakt met waarbij een dier het uurwerk draagt. Maar meestal zijn de dieren dan veel stijver en minder beweeglijk gevormd. Een ander vroeg kenmerk van deze klok zijn de asymmetrische opwindgaten. Hoewel er ook genoeg klokken zijn met symmetrische opwindgaten is het een kenmerk dat na 1775 eigenlijk niet meer voorkomt. Het wordt door kenners vaak extra gewaardeerd.
Deze pendule is een mooi voorbeeld van een Louis XV pendule. De natuurlijke vormen zijn hier duidelijk aanwezig naast de polychrome kleurenpracht die ontstaat door de zeldzame combinatie met porselein.
De Lodewijk XVI periode.
Zo rond 1760 ontstaan de eerste pendules in de op de klassieke oudheid geïnspireerde Lodewijk XVI stijl. Kenmerkend zijn de architectonische elementen, klassieke vazen, guirlandes, rozetten en klassiek lijstwerk. Verder zijn de ontwerpen vaak symmetrisch en de voeten hoekig. De Louis XV stijl werd niet meteen helemaal losgelaten. Een korte periode ontstonden er ook klokken die wel florale vormen hadden maar een symmetrisch ontwerp. Deze korte periode wordt vaak aangeduid met ‘Transition’, wat overgang betekent.
Hier zien we een mooi voorbeeld van een vroege Louis XVI pendule. Leuk is dat de originele ontwerptekening er naast staat. Een flink aantal kenmerken zijn duidelijk te zien. Zoals de klassieke vaas met een guirlande staand op een klassieke zuil. Maar ook de liggende dame draagt een klassiek gewaad. De voet is rechthoekig en verspringt op de hoeken naar voren. En op deze hoeken zijn er rosetten aangebracht.
Dit zijn twee klokken uit de beginperiode van het Louis XVI tijdperk. Beide klokken hebben weer een aantal kenmerken die ook voorkomen bij de klok hierboven. Opvallend zijn de plastische uitvoering van bijvoorbeeld de bladeren van de guirlandes en de strik. In het artikel over de techniek van het bronsgieten heb ik al geschreven over een stap in het procédé waarbij men het object na het ciseleren moest schoonmaken. Voor circa 1780-85 wordt dat mechanisch gedaan door te schuren met zand. Na deze periode wordt dat chemisch gedaan d.m.v. salperterzuur. Door het schuren ging een deel van het ciseleren verloren en daarom moesten vormen meer plastisch en voller aangebracht worden.
Hier zien we ook een klok uit deze eerdere periode van het Louis XVI. Ook hier zien we de zwaarder uitgevoerde lijnen en meer plastische details die samenhangen met de stand van de giettechniek uit deze periode. Ook zien we weer een aantal stilistische kenmerken zoals de vaas, guirlandes, rozetten en rechthoekige basis met vooruit springende hoeken. Verder zien we weer putti die bij deze klok architectuur en kunst personifiëren. Typisch voor de Louis XVI putti of figuur van Amor is dat het gezellige dikke hummels zijn. Een beetje met zgn babyvet zoals dat genoemd wordt. In de 19e eeuw zal de figuur van Amor slanker zijn, meer als een pre-adolecent kind.
Deze klok is een mooi voorbeeld van een latere Louis XVI klok. Nog steeds zien we een vaas met guirlandes, klassieke personificaties, rosetten en de rechthoekige voet met verspringend front. Maar terwijl de stijlkenmerken en het silhouet vergelijkbaar zijn is er een groot verschil in afwerking. Bij het reliëf op de voet is het meest duidelijk te zien dat de detaillering van het bronswerk veel fijner is geworden en minder plastisch. De diepte van de details is minder. Dit wordt naar mijn mening verklaard door een verfijning in de bronsgiettechniek, zoals uitgelegd in het stuk over het bronsgieten. Tijdens een stap in het proces kon men nu d.m.v. zuren het object schoonmaken i.p.v. het te schuren met zand. Door dat schuren was het minder goed mogelijk om heel fijn te ciseleren omdat een deel van dat werk verloren ging tijdens dat schuren.
Door het laten zien van deze voorbeelden zou het idee kunnen ontstaan dat deze klokken veel voorkwamen. Toch zijn de portaal of kolompendules zoals hier afgebeeld het meest voorkomend. Dit kan verklaard worden door het bestaan van de gildes. Dit soort klokken bestaat uit onderdelen die door verschillende meesters geleverd kon worden en daarna geassembleerd. Pas na het oprichten van een gilde voor gieters en vergulders werd het maken van geheel vuurverguld bronzen pendules makkelijker.
Tijdens en net na de Franse revolutie was er bijna geen productie van verguld bronzen pendules. Er wordt wel eens gesproken over Directoire en Consulat als aparte stilistische periode tijdens deze periode. Ten eerste vind ik persoonlijk dat een aparte benaming voor zo’n korte periode eigenlijk niet praktisch is of opgaat. De voorgaande periodes waren verbonden aan de regering van een vorst en waren telkens substantiël van lengte. Om een periode van een jaar of vijf waarin ook nog heel weinig werd gemaakt als aparte stijlperiode te betitelen is naar mijn idee wat gekunsteld. Het is gedaan om het model waarbij de regeringsperiodes ook stijlperiodes zijn in stand te houden. Gelukkig ben ik niet de enige en wordt in het boek ‘Vergoldete Bronzen’ van Ottomeyer en Pröschel gesteld dat tijdens de revolutie en consulat niet geproduceerd werd en het benoemen van die stijlperiodes eigenlijk onzin is.
De Empire periode
Na de revolutie begint er na 1797 een productie op gang te komen. Empire betekent keizerrijk en refereert naar de regeerperiode van Napoleon Bonaparte die zichzelf tot keizer liet kronen. Deze periode laat niet zo’n duidelijke stijlbreuk zien als bijvoorbeeld bij de overgang tussen het Louis XV en Louis XVI. Nog steeds is de invloed van de klassieke oudheid erg groot. Voor de revolutie waren het vooral kleinere ateliers die de [endules maakten. Kenmerkend voor de periode na de revolutie is dat de productie nu vooral bij enekel zeer grote werkplaatsen komt te liggen. Makers zoals Thomire, Galle, en Ravrio hebben werkplaatsen met soms wel 800 handwerkslieden in dienst. Dit leidt tot een grote specialisatie van het werk en een nog grotere verfijning en kwaliteit.
Het valt niet altijd mee om de pendules precies te dateren. We proberen op stilistische gronden de klokken te determineren maar daar blijft altijd een bepaalde mate van speculatie in zitten. Het ontwerper en bronzier Deverberie ontwierp in 1799 de pendules ‘au bon sauvages’. De ontwerptekeningen zijn gedateerd en bevinden zich in de Franse Nationale bibliotheek in Parijs. Het geeft ons een mooi ijkpunt.
Hier zien we nog een ‘au bon sauvage’ pendule. Wat we zien bij de vroege Empire pendules zijn een relatief lage voet. Ook zijn er vaak reliëfs op gemonteerd maar deze zijn niet vlakvullend. En hoewel de klokken volrond plastisch zijn uitgevoerd, komt de voorsteliing het beste frontaal tot zijn recht.
Deze grote pendule is een mooi voorbeeld van de grotere werken die gemaakt werden in de grote werkplaatsen zoals die van Galle, Thomire en bijvoorbeeld Ravrio. De voorstelling is Classicistisch en zeer fraai en fijn uitgevoerd. Oook komt deze voorstelling het beste uit vanaf de voorzijde.
Dit soort klokken noemen we een vaaspendule. De vorm van de vaas of urn is wat anders dan in de Louis XVI periode maar nog steeds gebaseerd op klassieke voorbeelden. Ook de gehelmde koppen zijn duidelijk geïnspireerd door de klassieke oudheid.
De onderwerpen van de Louis XVI periode waren voornamelijk gebaseerd op de klassieke oudheid. In het Empire zien we naast deze onderwerpen ook meer burgerlijke thema’s. Bij deze pendule is de groeiende invloed van de burgerij letterlijk te zien. Aan de ene kant een klassieke dame met daar tegenover een dame in vroeg 19e eeuwse kledij.
Deze pendule is qua thematiek en vorm echt Empire. We kunnen deze echter wat later dateren, zo rond 1820. Het is de hoge basis met de vlakvullende monturen die typisch zijn voor de latere pendules. Ook de verzilverde of verguld messing wijzerplaat is kenmerkend voor de latere klokken.
Hier zien we een pendule uit dezelfde periode. ook hier zien we de hoge basis geheel gevuld met een fijn reliëf en een vergulde wijzerplaat. Maar het meest opvallende is het burgerlijke thema. Een vrouw in contemporaine kleding met een baby op schoot hoort het avondgebed aan van haar zoontje. Hier worden de burgerlijke waarden en moraal gevierd in plaats van het klassieke gedachtengoed.
Hier laat ik nog even twee pendules zien die gemaakt zijn omstreeks 1825. Nog steeds is er de klassieke voorstelling. Maar de hoge, volledig met reliëf gevulde voet zijn duidelijke kenmerken van het late Empire. De emaillen cijferring met verguld geguillocheerd centrum is ook kenmerkend voor deze periode.
Deze pendule kunnen weer iets later dateren. Het reliëf is nog steeds heel fijn gegoten en geciseleerd maar de vorm zelf wordt plastischer, minder plat. Ook komt er meer ‘beweging’ in de onderkant van de voet. De poten krijgen een gekrulde of gesculptureerde vorm en de voet begint zijn rechthoekige silhouet te verliezen. De ontwikkeling gaat naar plastischer reliëf, een breder uitlopende voet en die ook nog steeds hoger wordt. Ook komen nu steeds vaker verzilvderde wijzerplaten voor ipv vergulde wijzerplaten.
Zo rond 1830 – 35 worden er naast de bestaande pendules ook klokken gemaakt in de Neo Gotische stijl. De adel afficheerden zich graag met de Grieken en Romeinen. De steeds belangrijk wordende burgerij zocht naar hun voorbeelden. Die werd gevonden in de riddertijd, waar hoofse liefde, trouw, ridderlijkheid en geloof prima aansloten op de burgerlijke waarden. Stilistisch zien we dat de ontwikkeling zich voort zet. Het gietwerk is van prachtige kwaliteit en zeer fijn geciseleerd. Maar het is wel veel voller van vorm, plastischer dus. De basis dijt verder uit naar de zijkant en de poten worden sculpturaler.
Deze pendule is gemaakt rond 1840. De klok is bekroond door een Griekse vrijheidsstrijder. De strijd van de Grieken tegen het Ottomaanse rijk oogstte veel bewondering in Frankrijk derhalve dit onderwerp. In deze periode zien we ook vaak ridders, jonkvrouwen of historische figuren uit de middeleeuwen.
De voet van de klok is nu nog breder en bestaat eigenlijk uit twee ‘verdiepingen’. ook het fraai geciseleerde plastische reliëf is typisch voor de tijd.
Deze klok heeft een redelijk zeldzaam scheepjesmechaniek bovenop. Maar ze is ook een goed voorbeeld van het bronswerk uit 1840 – 1850. De voet neemt een groot deel in van het geheel. De voet is nog breder en nog plastischer van ornament. De fraaie en volle vormen van de guirlande en poten zijn kenmerkend voor deze periode.
Na 1850 komen er steeds minder vuurvergulde pendules voor. Het procédé was door het vrijkomen van kwikdampen heel gevaarlijk en ongezond. Verder was het veel kostbaarder dan galvanisch vergulden. We zien dan ook maar heel sporadisch vuurvergulde pendules van na 1850. Het zou nog niet het einde zijn van de productie van pendules. Maar het was wel het einde van een traditie en vakmanschap die voor zeer fraaie ‘objects d’art’ had gezorgd.