De ontwikkeling van de Hollandse staande klok, deel 2.
Dit is het tweede deel van het stuk dat ik heb geschreven naar aanleiding van een lezing die ik heb gehouden in september 2015 en maart 2016.
De getoogde wijzerplaat 1710-1715.
Rond 1702-1703 zien we een opmerkelijke ontwikkeling als eerste bij een paar tafelklokken. Op de vierkante wijzerplaat komt een halve cirkel die we aanduiden met ‘toog’. In Engeland worden deze wijzerplaten aangeduid met ‘arched dial’. De toog vergroot het oppervlakte van de wijzerplaat biedt plaats voor bijvoorbeeld een maanstand, signatuurplaatje of extra wijzerplaatjes. Rond 1710 – 1715 wordt de getoogde wijzerplaat de norm bij de staande klokken.
Aanvankelijk zijn deze togen smal ten opzichte van de breedte van de wijzerplaat. Ook is in het ontwerp de toog nog niet geïntegreerd. De gegraveerde rand loopt nog door rond het vierkant en de toog lijkt er gewoon opgeplaatst. In deze periode van transitie komt het ook voor dat er een toog is toegevoegd aan een bestaande vierkante wijzerplaat. Deze is dan met beugeltje vastgemaakt of er met metalen strips er aan vastgeklonken.
In Engeland zien we een parallelle ontwikkeling wat de getoogde wijzerplaat betreft. Nog steeds komen er hoekstukjes met cherubijntjes voor (hiernaast in combinatie met een kroon), maar ook ‘de vier seizoenen’ en (uit Engeland) iets later de hoekstukjes met maskerons.
In deze periode verdwijnt de met fluweel overtrokken wijzerplaat.
De foto hiernaast laat een wijzerplaat van Bramer zien. Het is een mooi voorbeeld van een vroege ‘getoogde’ wijzerplaat. Zoals boven aangegeven is de toog nog smal en maakt nog niet geen geïntegreerd deel uit van de wijzerplaat. Dit is te zien aan de gravering die nog rondom het vierkant loopt en de toog is er visueel ‘los’ opgeplakt.
De klok van Bramer is wel heel zeldzaam in het feit dat het hier gaat om een klok die een looptijd heeft van een jaar.
Bij deze twee klokken zo naast elkaar is de ontwikkeling heel duidelijk zichtbaar. Links de rechthoekige vorm van de deur en kap. Rechts nu de toog op de deur en de mee bewegende profiellijst van de kap.
Beide klokken hebben echter geen originele bekroning en naar mijn mening horen de beelden er van origine niet op.
De klok hier getoond is van Edward Brookes. Weer zien we kenmerken van de klokken met een vroege toog. De toog op de deur en de getoogde kroonlijst en dome top op de kap. De geslingerde zuilen aan de zijkant van de kap laten zien dat sommige stijlkenmerken die we toedichten aan een eerdere periode soms nog werden toegepast. De klok mist helaas wel de sierbollen die er op horen.
Circa 1725, de voet met voluten.
Rond 1725 zien we voor het eerst in 60 jaar dat de voet een verandering ondergaat.
Aan de zijkant van de aan de voorzijde vlakke voet komen er voluten of wangen. De poten blijven bol- of slofpoten. Verder zien we in deze periode dat de klokken vaker gefineerd worden met wortelnoten in plaats van het gewone notenfineer. Ook zien we voor het eerst een gegoten slingervensterornament. Tenslotte wordt speelwerk een vaker voorkomende ‘luxe’ optie bij de Hollandse staande klokken. Voor deze periode zijn er wel klokken gemaakt met speelwerk maar dat is heel zeldzaam en had dan vaak kleine (verwisselbare) speelrollen.
Deze fraaie klok van Mattheus de Kooning is een fraai voorbeeld van de nieuwe ontwikkeling. Zoals genoemd zien we hier de voluten, gegoten slingervensterornament en speelwerk. De profiellijst is hier nog steeds een eenvoudige toog en de belvormige top heeft drie sierknoppen.
Hoewel deze klok gesigneerd is Mattheus de Kooning London is het toch een mooi voorbeeld van de Hollandse traditie. De hoekstukjes met de gezichten (makerons) noemen we mask spandrels in het Engels. Zoals eerder gezegd komen deze wel voor in Holland maar werden dan hoogstwaarschijnlijk uit Engeland geïmporteerd. De wijzer in de toog met het ongewone zonnemasker is voor het instellen van het speelwerk. Het ontbreken van de ringen rond de opwindgaten is ook typisch vanaf deze periode.
De laatste klok van dit type die ik laat zien is gemaakt door Pieter Kock uit Haarlem. De foto is helaas niet al te best maar toch is deze klok interessant. Weer zien de voluten aan de verder vlakke voet, een gegoten slingervensterornament en een getoogde profiellijst op de kap. Deze klok uit omstreeks 1730-35 heeft echter de later typische taartvormige openingen voor de kalenderaanduidingen. Deze komen vanaf 1725-30 voor het eerst voor. Of de beelden origineel op deze klok horen weet ik niet maar het zal rond deze periode zijn geweest dat de sierknoppen werden vervangen door de typische beelden van Atlas en twee engelen (Nike’s).
In de ontwikkeling van de kasten van de Hollandse staande klok vinden de voluten aan de zijkant van de voet na circa 1740 geen navolging meer.
De afgeschuinde hoeken, circa 1730.
Parallel aan de voet met de voluten aan de zijkant komen er vanaf circa 1730 klokken waarbij de hoeken van de voet zijn afgeschuind. Beide typen komen dus een periode naast elkaar voor. De foto hiernaast laat mooi de volgende stap zien in de ontwikkeling. Rechts staat een klok van omstreeks 1720 -’25. de klok links zal omstreeks 1730 zijn ontstaan. Naast de afgeschuinde voet zien we ook dat de profiellijst nu een knik heeft en dus niet meer strak halfrond is. Ook heeft deze lijst nu een gestoken ornament. Op de beide klokken staan beelden. Op de rechter klok horen mijns inziens de beelden niet maar op de klok links lijken de beelden met de geknikte profiellijst veel beter te passen.
Hoewel deze klok van Willem Dadelbeek uit Utrecht niet moeders mooiste is met de wat hoge poten en latere marquetterie wilde ik deze toch laten zien. Deze klok is namelijk gedateerd 1739. Daarmee geeft het een hard ijkpunt qua datering van de ontwikkeling van deze klokken. Opmerkelijk zijn de driepas in zowel de bovenkant van de deur als de profiellijst van de kap. Deze geeft meer beweging in de vorm maar mist nog de spanning zoals we die later zullen zien.
De klok die hier is afgebeeld is gemaakt door Tijmen uit Gouda omstreeks 1735- 1740. Ook deze klok heeft weer een afgeschuinde voet maar ook de zijkanten van de ‘stam’ van de klok zijn nu afgeschuind. De profiellijst in de kap is nu weer een driepas maar onderbroken door korte verticale secties die het geheel meer verticaliteit en spanning geven. Het gestoken ornament is groter geworden. De bovenkant van de deur volgt deze ontwikkeling en heeft nu ook een gestoken ornament en is meer gecontourneerd. Voor het eerst zien we nu dat ook de onderkant van de deur zijn strakke hoeken verliest.
‘Knieën’, circa 1740.
Rond 1740 zijn er klokken waarbij er voluten op de afgeschuinde hoeken worden geplaatst. Ik noem deze voluten knieën. Rond deze periode zien we ook de bal-en-klauwpoten opkomen. De deur heeft een gecontourneerde boven- en onderkant met gestoken ornamentje. De zijkanten van het middendeel zijn ook afgeschuind.
De klok hier afgebeeld is van R. Koster Amsterdam gemaakt omstreeks 1745. Weer zien we de knieën op de voet van de klok en afgeschuinde kanten op het middendeel. Ook bij deze klok zijn de boven- en onderkant gecontourneerd en heeft een gestoken ornament. De profiellijst van de kap is minder rond en heeft meer spanning; een lijn die doet denken aan een halve accolade. Weer centraal een gestoken ornament. De poten doen wat klein aan en waarschijnlijk zijn deze een keer vervangen.
Dit is de wijzerplaat van de boven afgebeelde klok. De brede toog en gegraveerde rand zijn nog kenmerken uit de periode hiervoor. Hier zien we ook een mooi voorbeeld van de taartvormige vensters van de kalender. De hoekstukjes noemen we ‘rococo spandrels‘ in het Engels. Maar het meest opvallende is aan deze wijzerplaat is de geschulpte minutenrand. Hiervoor is deze strak maar vanaf 1740-45 komt hier beweging in. Hier zijn het schelpvormige ornamenten maar de bekende minutenboogjes zullen later de standaard worden.
De wijzerplaat die hier is afgebeeld is zeldzaam want deze heeft een planisferium in de toog. Een vlakke weergave van de sterrenhemel. Ook de verzilverde gegraveerde omlijsting van de cijferring is ongebruikelijk. Heel duidelijk zijn hier de zogenaamde ‘minutenboogjes’ te zien. Het zijn de boogjes in de minutenrand die elke vijf minuten weergeven. Bij Engelse klokken zien we eigenlijk nooit minutenboogjes, alleen als de klok voor de Hollandse markt gemaakt is.
De gebombeerde voet, 1745 – 1750.
Een korte tijd na de ‘knieën’ komen er klokken met een gebombeerde voet zoals de klok hiernaast. Dit zal zou zijn rond 1745-1750. Zowel de gebombeerde voet als de voet met knieën komen vanaf dit moment naast elkaar voor en worden tot het eind naast elkaar toegepast. Het ontstaan valt samen met het gebruik van de minutenboogjes. De stilistische kenmerken van de deur en kap zijn vergelijkbaar met de klok hierboven.
De hier afgebeelde klok met gebombeerde voet van Melitz Amsterdam heeft een schepenmechaniek in de toog. De scheepjes en golven bewegen heen en weer door een verbinding met de slinger van het uurwerk. Het schepenmechaniek wordt vanaf circa 1750 net als het speelwerk eerder, een luxe-optie op de Hollandse staande klok. Opvallend zijn de fraai gevormde profiellijst van de kap en het rococo slingervensterornament.
1760. Wijzerplaat bovenin.
Het moet een slimmerik zijn geweest die rond 1760 bedacht heeft om het mechaniek onder te plaatsen en de cijferring in de toog. De cijferring past daar prima en kan nog altijd goed bekeken worden. Dit terwijl er meer ruimte is voor een mechaniek op ooghoogte dat daardoor beter te bekijken is. Later wordt deze ruimte ook gebruikt voor een geschilderd tafereel zonder mechaniek.
De maanfase verschuift nu naar het centrum van de cijferring of wordt geïntegreerd in het (schepen-) mechaniek.
Deze klok is gemaakt door Jan Henkels rond 1770. Opmerkelijk is de vorm van de deur die nu geen rechte maar licht gebogen zijkanten heeft en daarmee getailleerd is. Verder laat dit een mooi voorbeeld zien van een uitgebreid mechaniek. Er zijn twee scheepjes, een ruiter, een boer met stok en een visser die meebewegen met de slinger. De twee molens draaien als de klok aan het slaan is. De geschilderde hoekstukjes en kalendervensters zijn ook gebruikelijk voor een groep klokken uit deze periode.
Ik wilde u deze klok om twee redenen laten zien. Ten eerste is de schildering op de klok gedateerd 1663 wat ook nu weer een ijkpunt geeft in de ontwikkeling. Ten tweede is deze klok van Otto van Meurs een zeer fraai voor beeld van een Hollandse staande klok uit deze periode. De kast heeft geen getailleerde deur maar wel veel meer ‘beweging’ rondom door het fijne snijwerk.
De wijzerplaat is fraai geschilderd en laat een klassiek tafereel zien van Pan met andere klassieke figuren. Dit is duidelijk Lodewijk XVI invloed. Ook het gestoken ornament in de kap heeft Lodewijk XVI kenmerken. Verder is dit een fraai voorbeeld van een wijzerplaat met geschilderde hoekstukken en ‘waaierkalender’ in plaats van messing hoekstukken en gegraveerde kalenderaanduidingen. Deze komen ook wel voor in deze periode maar de geschilderde aanduidingen zijn een laat kenmerk.
Ook de deze klok van Van Eeden is gedateerd en wel 1770. De wijzerplaat heeft nagenoeg dezelfde beschildering. Echter de kalender is anders ingedeeld en de maan is hier een zogenaamde ‘penny moon’. Dus niet een halfronde maar een volledig ronde opening waarin de gestalten van de maan te zien zijn.
De kast is ook hier weer heel rijk uitgevoerd met de gebombeerde voet, het fijne snijwerk rondom de deur en boven de kroonlijst.
Lodewijk XVI
Naast de boven getoonde klokken zijn er ook makers die vanaf circa 1760 klokken maakten in de Lodewijk XVI stijl. De kwaliteit van de kasten is heel goed en deze behoren tot de top van de Hollandse meubelkunst.
De klok van Dirk Wiegels hier afgebeeld is hier een mooi voorbeeld van. De kast is geheel anders van silhouet doordat de ronde vormen in de voet, deur en kap van de vorige klokken nu verdwenen zijn. De voet is rechthoekig en de knieën zijn weg, vervangen door naar voren komende tapse poten. Ook de deur is rechthoekig en heeft een ovaal slingervensterornament. De rozetten op de hoeken zijn ook een typisch Lodewijk XVI stijlelement. De accolade vormige kroonlijst is nu vervangen door een driehoekige timpaan met geometrisch zaagwerk. Tenslotte zijn de beelden vervangen door vaasornamenten. Deze Lodewijk XVI klokken zijn bijna altijd gefineerd met mahoniehout.
Ook bij deze klok van Uswald (circa 1770) zien we dezelfde kenmerken als bij de klok van Dirk Wiegels. De kast is gefineerd met zeer fraai bloemmahonie. Opmerkelijk zijn de beelden op de klok, het is zeer waarschijnlijk dat er origineel siervazen op deze klok hebben gestaan. Deze klok heeft de cijferring in de toog waarbinnen de kalenderaanduidingen en maanfase te zien zijn. Net als bij de klokken van Otto van Meurs en Van Eeden zijn de aanduidingen geschilderd en heeft de klok zeer fijn uitgewerkte wijzers. Onder de cijferring is er een schildering van een rijk gezin dat luistert naar een musicerend gezelschap waarvan twee armen meebewegen met het speelwerk. Rechts is de melodie-instelling te zien.
Als derde voorbeeld van deze Lodewijk XVI klokken laat ik deze klok van Nicolaas Poussin zien gemaakt rond 1780 – 90. Het is weer een heel fraai voorbeeld van een kwalitatief goede klok. Deze klok heeft marquetterie van guirlandes en een lauwerkrans, beide duidelijke LXVI kenmerken. Onder de cijferring is een mechaniek te zien van een molen en een schip.
In het laatste kwart van de 18e eeuw zien we ook klokken die zowel Lodewijk XV als Lodewijk XVI kenmerken in zich hebben zoals deze klok van Ter Vooren. Als we beginnen met de kast zijn de gebombeerde voet met bal-en-klauwpoten natuurlijk kenmerken van de Lodewijk XV stijl. Het gebruik van mahonie, de rechthoekige deur met rozetten en het snijwerk zijn typisch voor de Lodewijk XVI stijl. Het slingervenster is echter wel weer Lodewijk XV!
De kap met fraai gecontourneerde profiellijst, floraal zaagwerk en beelden is weer in de Lodewijk XV stijl. Alleen het snijwerk in de kap heeft Lodewijk XVI kenmerken.
De wijzerplaat heeft de cijferring in de toog met daar onder een schildering van een klassieke dame die over het water uitkijkt. Deze klok met zijn mix van stijlen laat ook een beetje het verval zien dat aan het einde van de 18e eeuw intreedt.
Zoals we boven hebben kunnen zien houdt de ontwikkeling van de Hollandse staande klok op ergens in het vierde kwart van de 18e eeuw. Nog geruime tijd zullen er staande klokken gemaakt worden maar de kwaliteit is aanzienlijk minder dan de periode ervoor en vaak zijn ze niet erg stijl vast. Vooral in Friesland blijft er lange tijd een productie bestaan waarvan hiernaast een voorbeeld.